Een beetje geschiedenis

"Akita" is een provincie in Japan en "Inu" betekent hond.
De Akita Inu is dus een "hond uit Akita". Een naam die nogal gewoontjes klinkt voor een hond met zo'n geschiedenis als de Akita Inu.

Zeg nu zelf, welke andere rashond heeft er een eigen museum, is benoemd tot nationaal erfgoed, wordt algemeen gezien als geluksbrenger en kan zeggen dat er voor hem een totaal eigen taal werd ontwikkeld? Toch zijn er ook voor de Akita zowel goede als slechte tijden geweest.

De Akita is een heel oud ras. Men vermoedt zelfs dat een 4000 jaar oud hondenskelet, gevonden in het noorden van Japan, de overblijfselen vormden van één der eerste Akita's.
Het begin van de 18de eeuw kenmerkte zich (na een negatieve periode te hebben gehad) door een belangrijke verandering voor het ras.

Een shogun, Tsunayoshi, begon interesse te tonen voor de Akita. Interesse is nog zwak uitgedrukt, hij verafgoodde het ras en al snel werd er een wet gesteld die het doden van een Akita verbood.
De straffen waren niet min: men kon gevangen genomen worden of zelfs ter dood veroordeeld worden voor de moord op een hond.

In navolging van de shogun werd de Akita al snel het lievelingetje van de samoerai en de adel.
Sommige honden hadden zelfs hun eigen huis en personeel, die aan alle wensen van de honden tegemoet kwamen.
Ook werd er een eigen taal ontwikkeld "de woorden van de hond" waarmee men met de Akita's communiceerde.

Maar aan dit sprookje kwam een einde toen in de Meiji-periode, rond het eind van de 19de eeuw, de hondengevechten in Japan populair werden.
De officiële Japanse vechthond, de Tosa Inu, vond al gauw een geduchte tegenstander in de Akita.
Om de Akita zwaarder en vechtlustiger te maken, werd er gekruist met oa de Tosa Inu, waardoor de zuivere Akita al snel in verval raakte.

Een lichtpuntje was dat in 1910 de hondengevechten verboden werden, maar nog was de ellende niet voorbij.
Door de invoering van de hondenbelasting (wat tot het afmaken van duizenden honden leidde) en door een grote uitbraak van hondsdolheid werd het hondenbestand geminimaliseerd.
Uiteindelijk nam de Japanse overheid in 1930 maatregelen en promoveerde de Akita, samen met sumoworstelen en geisha's, tot nationaal erfgoed.

Hedentendage ziet men twee grote strekkingen in de Akita.
Zo is er het Japanse type, de Akita Inu, en het Amerikaanse type, de American Akita.
Twee rassen die ooit dezelfde voorouders hadden, maar zodanig uit mekaar gegroeid zijn dat er nu sprake is van twee echte aparte rassen, met elk hun eigen uiterlijke en karakteristieke kenmerken.

De bekendste Akita is wel zeker "Hachiko". In Japan is het verhaal van Hachiko alom bekend.

Hachiko ging elke dag alleen naar het station om zijn baas, een universiteitsprofessor af te halen. Dat deed hij al jaren. Elke avond kwam de hond precies op tijd naar het station om de trein op te wachten. Hond en baas gingen dan samen naar huis.
Na de dood van zijn baas kwam Hachiko nog tot zijn eigen dood elke dag naar het station. Als hij merkte dat zijn baas niet thuiskwam vertrok hij, verdrietig en alleen.
Maar dat belette hem niet om de volgende dag weer precies op tijd present te zijn. De mensen die op het station werkten en de kinderen vonden dit zo ontroerend, dat ze hem te eten gaven en hem verzorgden als hij weer eens gewond was na een gevecht met andere honden.
Na zijn dood werd voor het Shibuya-station in Tokyo een standbeeld voor hem opgericht. In hetzelfde station werd overigens ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van de beroemde Yamamotospoorlijn een Akita Inu tot erestationschef benoemd.
De vacht van Hachiko is bewaard gebleven in het museum van Ueno en hijzelf is het onderwerp van veel Japanse kinderboeken.